Skip to main content

Dochterlief (inmiddels bijna 20) was nog klein en stond naast de bank. “Klim er maar op!” zei ik. Ze deed een poging en het lukte niet. En toen deed ze een fantastische uitspraak: “Dat kan ik nog niet!”. Het woordje ‘nog’ maakte het bijzonder. Het zou een keer gaan lukken, daar was geen discussie over! Ze zou op zoek gaan naar mogelijkheden om haar doel (op de bank hangen) te halen.

Als we een verbetering implementeren horen ook nog wel eens dat ‘iets niet kan’. Of dat ‘het hier niet werkt’. Daarmee zou de verbetering kunnen stoppen. De grote vraag is natuurlijk of men wel graag wíl dat het kan of dat het werkt. Na doorvragen blijkt dat mensen wel willen, maar niet durven, mogen of kunnen. En als ze gevraagd wordt onder welke voorwaarden het wél kan, komt er vaak een goed antwoord. Dan hoeven deze voorwaarden alleen nog maar (samen) ingevuld te worden. Meestal kan dat namelijk.

Ervaringen uit het verleden, aannames over de werkelijkheid, angst, de overtuiging iets niet onder de knie te krijgen, niet verbonden zijn met het doel – allemaal redenen om het woordje ‘nog’ bij voorbaat weg te laten. Het helpt om de wereld steeds opnieuw en met perspectief te bekijken, zoals een klein hummeltje dat ook doet. En dat begint alleen al met zeggen ‘Dat kan nóg niet’.